Een belangrijke oplossing voor de bereikbaarheid van het shoppingcentrum met de trein is het doortrekken van de voetgangerstunnel onder de sporen van Schaarbeek Station. Als die tunnel wordt doorgetrokken is het shoppingcentrum uitstekend bereikbaar met de trein. Vandaag moeten bezoekers een kwartier omlopen. “De Brusselse ministers zouden perfect in de vergunningen kunnen opnemen dat Docks Bruxsel moet tussenkomen in de financiering van deze voetgangerstunnel, maar zij weigeren enige inspanning hiervoor te doen. Vervoort, Gosuin, Smet en Fremault halen alles uit te kast met hun vergunningencarrousel, maar zij zouden beter hun energie steken in werkelijke oplossingen, zodat de Raad van State geen reden meer heeft om de vergunningen te vernietigen. Minister Smet zegt wel dat hij zogezegd niets kan doen als minister van mobiliteit voor een betere mobiliteit rond Docks Bruxsel, maar hij kan blijkbaar wel zijn handtekening zetten onder een nieuwe vergunning zonder afdoende mobiliteitsvoorwaarden.” vervolgt Van Achter.
Ook in verband met de verkeerde zonering blijft de minister-president vasthouden aan zijn analyse dat de Brusselse voorschriften een shoppingcentrum toelaten aan de Van Praetbrug. Nochtans heeft de auditeur van de Raad van State al tweemaal geoordeeld dat het illegaal is om een shoppingcentrum te bouwen op die plek. Vandaag liet minister-president Vervoort evenwel weten dat in een derde rechtszaak die gaat over de stedenbouwkundige vergunning een andere auditeur het tegenovergestelde heeft geoordeeld. “Mocht dit waar zijn, dan zou dit toch wel opmerkelijk zijn. Het lijkt mij cruciaal dat er duidelijkheid komt of er al dan niet een shoppingscentrum gebouwd mocht worden op die plek, ook voor de uitbater van Docks Bruxsel die het shoppingcentrum wenst te verkopen, ”merkt Van Achter op. “Ik neem er alvast akte van dat de minister-president er gerust op is dat de uitbater geen schadevergoeding zal vorderen van het gewest mochten de vergunningen alsnog vernietigd worden. Het zou nogal straf zijn dat de belastingbetaler deze rekening, die te wijten is aan een onbehoorlijk vergunningenbeleid, moet betalen.”, besluit Van Achter