Alle Brusselaars zijn het erover eens: onze stad is vuil. Eind vorig jaar lanceerde de Brusselse minister van openbare netheid, Alain Maron (Ecolo), daarom de gewestelijke netheidsstrategie “clean.brussels”. Door onder meer repressiever op te treden tegen al wie vervuilt, moet Brussel opnieuw proper worden. Maar net die netheidsstrategie wordt niet ondersteund door voldoende personeel dat sanctionerend mag optreden. Dat blijkt uit het antwoord van de minister op een vraag van Cieltje Van Achter in het Brussels Parlement.
Cieltje Van Achter, N-VA fractieleider in het Brussels Parlement, verwijt minister Maron een gebrek aan krachtdadigheid. “Toen ik de minister deze ochtend ondervroeg, verwees hij naar de doelstellingen van zijn netheidsbeleid: zorgen voor propere straten, het veiligheidsgevoel verhogen en het gevoel van straffeloosheiddoen verdwijnen. Fantastisch. Dat wil ik ook. Maar als dat echt zijn doel is dan moet je ook wel sanctionerend kunnenoptreden tegen al wie onze stad bevuilt.”
Precies daar zit volgens Van Achter het probleem: amper zes personeelsleden van Leefmilieu Brussel zien toe op de naleving van de netheidsregels. “Dat is toch te absurd voor woorden? Eind vorig jaar hebben we de wetgeving nog gewijzigd om betrapping en beboeting op heterdaad te vereenvoudigen. Nu blijkt dat er amper personeel is dat hier eigenlijk iets mee doet. Waar zijn we dan mee bezig?”
Van Achter verwijst naar de Oostenrijkse hoofdstad Wenen als hét te volgen voorbeeld. “In Wenen zijn er continu netheidspatrouilles, “Waste Watchers”, op de baan. Daarnaast telt Wenen in totaal nog eens 630 ambtenaren die opgeleid zijn en boetes mogen uitschrijven wanneer zij toevallig iemand op heterdaad betrappen. Dat is de richting die we in Brussel uitmoeten: verhoog de pakkans en de burger zal zijn gedrag wel aanpassen. Er is administratief personeel genoeg, denk maar aan de gemeenschapswachten, dat hiervoor opgeleid kan worden.”